De honderd collen 2016 verslag (September 2016)

De honderd collen, deel 2.

ALGEMEEN

In Solo van september 2015 stond deel 1 van de 100-collen rit van Harrie Tuinhof en ondergetekende. Voor degenen die deze Solo niet hebben, niet gelezen hebben of het vergeten zijn:
De 100 collentocht is een vaste route in Frankrijk die over een afstand van circa 4100 kilometer langs de mooiste en moeilijkste weggetjes leidt naar meer dan collen (bergovergangen) en cotes (lastige hellingen). De route loopt van noordoost Frankrijk (Saverne) naar de Pyreneeën, vandaar door de Cevennen naar de Mont Ventoux en de Alpen. Via Jura, Vogezen en Elzas weer retour. De organisatie is in handen van een Nederlandse stichting, je mag de route rijden zoals je zelf wilt, zonder tijdslimieten of vaste afstanden per traject mits je maar de route volgt ten bewijze waarvan je de nodige stempels in een daartoe geleverd boekje dient te bemachtigen.

Dus dit jaar medio juni op naar Brioude waar we het eerste deel van de eerste rit hadden afgesloten. Brioude lag erbij zoals we het verlaten hadden, al was het dat ik het station waar we ons vertrekstempel moesten halen, straal voorbij reed. Gelukkig ben je in dergelijke omstandigheden met zijn tweeën.
De rit bedroeg dit keer ca 1300 kilometer en zou eindigen in Carcassonne, in het diepe zuiden van Frankrijk en na het doorkruisen van de Pyreneeën. Eerst was echter de koers in zuidwestelijke richting naar de westkant van de Pyreneeën.

De voorbereidingen van mij waren wat eenvoudiger dan vorige keer, omdat toen alles al was getest en je ook ongeveer wist wat je te wachten stond. Harrie had weer een leuke parcoursindeling gemaakt zodat weinig mis kon gaan. Wel was vooraf duidelijk dat het parkoers zeker zwaarder zou zijn dan dat van 2015 vooral gezien de bergen. Mijn fietstraining had ik dus wat geïntensiveerd en ook heb ik geprobeerd wat meer kracht te verwerven, voor zover mogelijk. Beiden hadden we als kleinste verzet een 30 achter gemonteerd, Harrie met een compact en ik met een triple.

honderd-collenDE HOOFDZAKEN

Het parkoers bestond vanaf Brioude uit het bekende verstilde Franse landschap van afwisselend akkers en weiden, al dan niet omzoomd door hagen, bossen, riviertjes en uitgestorven dorpjes en kleine stadjes. In dat landschap loopt geen enkele weg horizontaal en naast de vele geclassificeerde collen en côtes, waren er de nodige hindernissen te nemen, sommige zodanig steil dat je dacht waarom is dit niet een noemenswaardige helling? De wegen waren overal goed, behalve vaak in de steden en dorpen, en soms moest je, vooral in de afdalingen, oppassen voor gravel, altijd goed aangegeven overigens. 
De gemiddelde afstand per dag bedroeg ongeveer 130 kilometer. 
We hebben geen enkel moment last gehad van verkeer, behalve die ene keer op een zeer steil smal stuk weg waar je dan een auto tegen komt, die je nauwelijks kan passeren. Stoppen gaat niet want dan kom je niet meer weg, rechtuit rijden op de fietsen gaat eigenlijk ook niet, kortom aardig riskant en vervelend, zeker gezien de helling naast je. 

We staken de rivier de Lot over en zakten verder zuidwaarts waarbij ondertussen de temperatuur, zeker in de middag toch redelijk aan de maat werd, tot wel 38 graden.

Eenmaal aangeland aan de voet van de Pyreneeën werd meteen bevestigd dat de tocht over zogezegd een pittig parkoers zou gaan verlopen. Kenmerkend waren vooral de qua steilte onregelmatige beklimmingen en natuurlijk werden de hellingen langer en heftiger. In de Pyreneeën moesten we alle bekende cols overwinnen, zoals de Tourmalet, de Aubisque, de Soulor en de Peyresourde. Lastiger waren echter de verscholen bergen waar de Tour de France zich niet of nauwelijks aan waagt, zoals de Burdincurutcheta , de Marie Blanque, de Col de Mente en de Col de Peguere met een stuk van 18% en ga zo maar door. 
In de laatste etappes kwamen we in het meer Cevennen-achtige droge landschap terecht, ’s middags heet, heuvelend en uitgestorven leeg.

Het parkoers in combinatie met de hitte maakte dat ik twee etappes niet volledig heb kunnen voltooien volgens de regels. Deels leidde hitte en afstand op één van die dagen, 170 kilometer, bij mij tot maagproblemen, waarschijnlijk vooral in combinatie met wat onverstandig eet-en drinkgedrag na afloop; deels was er een meer gewoon energie-gebrek door onvoldoende aanvoer, ook als gevolg van niet goed werkzame spijsvertering. Zo miste ik een avondmaaltijd en, daarop volgend, ook een lunch. In het eerste geval heb ik in de middag een taxi genomen naar ons besproken overnachtingsadres en in het tweede geval heb ik een wat vlakkere omweg daar naar toe gezocht. Dat deze keuzes aangewezen waren bleek steeds weer als Harrie  aanmerkelijk later ter bestemder plekke arriveerde, steeds dik na zessen ‘s avonds.
Het herstel bleek echter ook mogelijk, waarbij je je afvraagt waar je dat dan aan te danken hebt.

Gedurende het gehele parkoers hebben de vogels ons, vooral mijzelf, begeleid en afgeleid, want soms zijn de trajecten en beklimmingen saai en lang. Ik ben tot 59 soorten gekomen, veelal op basis van geluid. Ook gezien echter hoppen (2x), vale gieren, wouwen en grauwe klauwieren om maar enkele soorten te noemen.

Het parkoers hebben we afgelegd in redelijk goed weer in de aanloop naar en de uitloop van de Pyreneeën, waar het soms zelfs uitgesproken warm was. In de Pyreneeën lag het wat anders, de nodige nattigheid in de vorm van regen maar vooral in de ochtend veel laag hangende wolken. Soms zag je geen hand voor ogen en doemde opeens loslopende koeien voor je fiets op. Dat ze alle een bel om hadden voorkwam dat je je te pletter schrok. Zeker als je boven de wolken was gestegen waren de vergezichten op de nog met sneeuw bedekte toppen in het rond uitgesproken fraai.



DE NEVENZAKEN
We fietsten via te voren besproken chambres d’hôtes en hotelletjes. Over het algemeen was de kwaliteit van de hotelletjes en ook de ontvangst daar wat minder. Voor het eten ’s avonds heb je daarentegen in hotels meestal wat meer keus. Bedroevend waren de mogelijkheden om overdag op eenvoudige wijze aan je natje en droogje te komen. Tussen de middag aten we soms wat in een restaurantje, maar bij voorkeur zochten we een lunch, bestaande uit inmiddels vaste onderdelen, uit een supermarche. Naar die supermarches moest je vaak zoeken; ze lagen zelden op de route. De winkels en cafés in de dorpen lijken zo’n beetje een dag te voren gewoon te zijn verlaten. In de enkele winkels, die dan wel open zijn, staan oude mensen achter de toonbank die je soms weigeren te woord te staan omdat ze op dat moment menen druk te moeten zijn met andere meer belangwekkende zaken. 

Bij de chambres d’hôtes hadden we soms verrassende ervaringen. Zo was er het Belgisch echtpaar waarvan de man topchocolatier was. Hij vertelde ons over de finesses van de chocolade en de directe relatie tussen de chocolade en de drugshandel. Bij feestdagen stonden de Fransen bij hem in lange rijen voor de deur van zijn volledig geklimatiseerde winkel. Ter plekke beging Harrie de doodzonde door als fietser in het zwembad te springen, overigens zonder dat later van nadelige gevolgen is gebleken.
Ook was er de Engelse vrouw, die de wereld was rond gefietst en nu in haar eentje al meer dan tien jaren een chambres d’hôtes runde, zonder een woord Frans te spreken. Ze vergaf me liefdevol mijn behoorlijke indrukwekkende afscheid van haar maal; gelukkig zaten we in de tuin en konden de rommel makkelijk wegspoelen.
Wat te denken van de oude dame, halverwege de Tourmalet, bij wie we terecht kwamen en die merkte dat we volledig doorweekt waren? Alle kleren gauw in de droger! Of van de Nederlandse vrouw op een prachtige locatie die voor ons een apart huisje had met openhaard en lekker eten. Grappig was de ontmoeting met twee Santiago-de-Compostella-gangers met wie de maaltijd deelden, een Fransman en een Italiaan, die elkaar daar net tegen het lijf gelopen waren.
In een hotel was Harrie vriendelijk ontvangen door de vrouw des huizes en ik, even later, zeer nors, door haar echtgenoot. Dan denk je waarom runt die man een hotel? Misschien lag het aan mijn gedrag, want als ik na afloop van de fiets stap ben ik veelal ook niet op mijn best zogezegd. Hij bleek later echter langzaam te kunnen bijdraaien.

Aan het einde van de tocht kreeg ik 100 meter voor het station van Carcasonne nog de eerste en laatste lekke band. De fietsen hielden zich goed op enkele kleine euveltjes na die eenvoudig herstelbaar waren.

Restte de treinreis terug naar Brioude en de auto. Voor mij gold dat ik de gemiste parkoersen nog wilde rijden en dus terug moest; dat is inmiddels gelukt. Volgend jaar verwachten we de tocht via de Mont Ventoux en de Alpen tot in de buurt van Annecy te voltooien. Daarover later dan meer.

Met dank aan Harrie en mede namens hem, job penning

In dit nummer:

  1. van de voorzitter
  2. Cursus wegkapiteins Swift
  3. Evenementencommissie
  4. Joop Zoetemelk commissie
  5. Ren commissie
  6. Start2Bike voor MTB op Swift
  7. Wintertraining op de Weg 2016
  8. Toertochten 2016
Facebooktwitterpinterestlinkedinmailby feather